'Ik ben geen Orbán en ook geen Erdogan'

3 September 2020, 15:43 uur
Rotterdam & Regio
mainImage
Rechts: burgemeester Aboutaleb en raadslid Van der Velden

door Jan D. Swart

‘’Ja, ik heb moeite met uitlatingen van mensen die mij vergelijken met Orbán en Erdogan.’’

Burgemeester Aboutaleb keek er bedenkelijk bij toen raadslid Ruud van der Velden van de Partij voor de Dieren bezwaar had gemaakt tegen de monddode democratie in Rotterdam, bezwaar tegen de beslissingen van de Veiligheidsraad en kritiek had op het communicatiebeleid van de burgemeester inzake het mondkapjesbeleid, dat sommige delen van de stad in zijn ogen gegeseld had.

‘’Ik heb de namen Orbán en Erdogan helemaal niet in de mond genomen’’, repliceerde Van der Velden, duidelijk verbaasd dat Aboutaleb ineens in de wiek schoot.

De dader bleek een hoogleraar in Leiden te zijn. En daar woont Van der Velden niet. Van der Velden woont in het noorden van Rotterdam, waar hij - net als Segers-Hoogedoorn van het CDA - last heeft van het geluid en de kerosine van vliegtuigen. Dat zei hij en passant ook nog even om aan te geven dat de burgemeester zich eigenlijk daar drukker over moet maken.

Afijn, het verminderde het gevoel van belediging niet bij de burgemeester, die zich niet kon voorstellen dat er raadsleden waren die hem achteraf bij de beoordeling van de mondkapjesverplichting nu ineens verweten dat hij de grondwet naar zijn eigen hand had gezet. ‘’Onjuist, want het is een wetgeving, met toestemming van de Raad van State en ik voeg me naar de wetgeving. Punt.’’

En ook de kritiek van miscommunicatie wierp hij verre van zich af. Zelfs met een krachtterm. ‘’Want ik heb me in juli de pokken gecommuniceerd’’, zei hij, met de nadruk op juli om daarmee ongezegd te bedoelen: toen waren jullie op vakantie. ‘’En toen waren we de stad die voor 50% bijdroeg aan alle bestemmingen in ons land. Voor hetzelfde geld waren we op slot gegaan.’’

‘’Ik heb steeds gezegd: vermijd de drukte. In Amsterdam zei mijn collega: vermijd de stad. Daar zit een groot verschil tussen. Beoogd is geweest om de urgentie van de anderhalve meter te verhogen op drukke plekken.’’

‘’Dus het was helemaal geen maatregel ter bevordering van de volksgezondheid’’, wilde Van der Velden vast gelegd hebben.

‘’Dat is wel’’, pareerde Aboutaleb, ‘’want die anderhalve meter doen we juist ten bate van de volksgezondheid.’’

Op het einde van die discussie zei de burgemeester wel bereid te zijn om de rol van de Veiligheidsraad in relatie tot de monddoodheid van de gemeenteraad als hoogste orgaan van de stad (Van der Velden hecht waarde aan die macht) te willen evalueren.